Vakantie!

Iedere werknemer heeft recht op vakantiedagen. Velen van u zullen daar weer van genoten hebben deze zomer. Er bestaan wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen.

Volgens de wet heeft iedere werknemer per jaar recht op minstens vier keer het aantal overeengekomen aantal arbeidsuren per week. Als u 30 uren per week werkt, heeft u dus recht op 120 vakantie-uren. Al een werknemer meer vakantie krijgt, noemen we dat bovenwettelijke vakantiedagen. Opgebouwde vakantiedagen kunnen vervallen. Wettelijke vakantiedagen die niet zijn opgenomen, vervallen een half jaar na het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd. Vakantiedagen die bijvoorbeeld in 2018 zijn opgebouwd maar niet zijn gebruikt, vervallen op 1 juli 2019. Dat kan anders zijn op grond van een schriftelijke overeenkomst of een CAO. Bovenwettelijke vakantiedagen hebben een langere vervaltermijn, namelijk 5 jaar. Deze termijn begint te lopen aan het einde van het jaar waarin deze vakantiedagen zijn opgebouwd.

Soms vervallen de wettelijke vakantiedagen ook pas na 5 jaar, namelijk als de werknemer niet in staat was om ze op te nemen omdat hij ziek was of omdat de werkgever dat onmogelijk maakte. Wettelijke vakantiedagen mogen tijdens het dienstverband niet worden uitbetaald. De overheid vindt het belangrijk dat werknemers voldoende rust nemen door de wettelijke vakantiedagen op te nemen. Bovenwettelijke vakantiedagen kunnen wel uitbetaald worden, maar een werkgever is daartoe niet verplicht. Werkgever en werknemer kunnen daar afspraken over maken.

In principe mag een werknemer zijn vakantie zelf bepalen. De werkgever mag de aanvraag alleen weigeren als daar gewichtige redenen voor zijn. Bijvoorbeeld als meerdere werknemers tegelijkertijd vakantie willen nemen, en dat tot ernstige verstoring van de bedrijfsvoering leidt. Als de werkgever de aanvraag niet binnen twee weken af wijst, is die automatisch goedgekeurd.